Politiek handelen in deze tijd

Dit blog is geschreven nav  filosofiecafé Deventer 2 november 2023 en opgedragen aan de bezoekers van die avond: Wim, Harry, Hans, Sander, Folkert, Erik en Emile

Inleiding
In de oude Griekse filosofie is het ‘samen spreken over samenlevingskwesties’, het meest optimale dat je als mens kunt doen. Socrates sprak mensen daarom aan op het marktplein en zette hen aan tot denken. Aristoteles noemde de mens een politiek dier en wie geen deel wilde nemen aan de polis, omdat hij zichzelf genoeg was, een beest of een god. Hannah Arendt noemt drie activiteiten die het menselijke leven kenmerken; arbeid, werken en handelen. Met dit laatste bedoelt zij het politieke handelen, het discussiëren met elkaar om de samenleving waar je deel vanuit maakt vorm te geven. Ook volgens haar was dit de meest verheven bezigheid, boven arbeid om het eigen leven in stand te houden en werken om praktische dingen te maken om het leven te veraangenamen.
Wat maakt politiek handelen zo belangrijk voor de mens? Is het vergelijkbaar met een eerste levensbehoefte zoals eten en drinken, helemaal als je bedenkt dat mensen hongerstaking inzetten als strijdmiddel? Hoe ziet ons eigen politieke handelen eruit in een wereld die vaak groter is dan we kunnen behappen? Als politiek handelen het meest optimale is dat wij als mensen kunnen doen, hoe kunnen we de ‘politieke arena’ dan vormgeven op een manier waarin ieder mens tot zijn of haar politieke recht komt?

Politiek
In eerste instantie lijkt het alsof we best wel kunnen overleven zonder al dat politieke gedoe, zonder al die politieke spelletjes waar we af en toe (of te vaak) doodmoe van worden. Politiek en politiek handelen heeft voor velen van ons geen positieve klank. Maar wat is het eigenlijk? Wat zijn onze eerste associaties als we denken aan ‘politiek handelen’? Spreken, vechten, verbonden sluiten, ook ‘handel drijven’ kwamen als associaties in mij op tijdens de voorbereiding. Het werd bevestigd tijdens de filosofie-avond waar associaties naar voren kwamen als ‘oorlog met Oekraïne, statement Rutte over Israël, compromissen sluiten, manipuleren, argumenteren vanuit standpunten, lobbyen, achterkamertjes … Tijdens de avond concludeerden we dat politiek handelen zich eigenlijk in alle regionen van de samenleving afspeelt. Niet alleen in de tweede kamer, of in Brussel of op het internationale strijdtoneel, maar ook op het werk in contact met je leidinggevende of collega’s. Ook in het contact met je buren, partners onder elkaar en zelfs kinderen handelen politiek naar hun ouders, vriendjes en leerkrachten zonder dat ze zich dat bewust zijn. Is er dan een enkel werkwoord te vinden dat synoniem is met politiek handelen? We kwamen uit op ‘onderhandelen’ en ‘binden’ in de trant van een gemeenschap kweken en mensen hieraan binden.

Doel van politiek
Als we het op deze manier bekijken, wat is dan het doel van politiek handelen, van ons onderhandelen, van het binden tot een gemeenschap? We geven onze eigen ruimte vorm, en voor we deze ruimte vormgeven moeten we eerst deze ruimte claimen of veroveren op de andere partij. We moeten vriend van vijand scheiden. Waarvoor hebben we deze ruimte nodig, wat maakt die vormgeving van eigen ruimte zo belangrijk voor ons? Hierin geven we vorm aan onze eigen identiteit. We laten door ons gedrag, onze kleding, inrichting van ons huis, onze straat, dorp, stad, ons land, onze samenleving, en bovenal in onze gedeelde normen en waarden zien wie we zijn. Niet alleen voor die ander, maar ook voor onszelf. Want wie we zijn is van binnenuit niet direct grijpbaar voor ons, zoals je jezelf niet kunt bekijken zonder spiegel als hulpmiddel. We kunnen onszelf alleen waarnemen in de spiegel van onze omgeving. We zoeken en creëren een omgeving waarin we onszelf thuis voelen, waarin we ons kunnen nestelen volgens Cornelis (Logica van het gevoel, 2001). Een omgeving die past bij onze identiteit. Is het vormgeven van onze eigen identiteit te zien als een grondrecht voor mensen? Als je ziet dat mensen bereid zijn te sterven voor het behoud van eigen land, eigen cultuur, eigen waardigheid, dan zou het in ieder geval een erkend grondrecht voor mensen moeten zijn. Mensen zijn niet alleen bereid te sterven voor behoud van deze noodzakelijke persoonlijke ruimte, ze zijn ook bereid hiervoor te doden. En als mensen of groepen op deze levensbedreigende houding tegenover elkaar staan en elkaar de eigen identiteit ontzeggen of teveel beperken, is het oorlog!

Het optimale
Het lijkt me niet dat Aristoteles en Arendt het onderling oorlog voeren, in welke mate en in welke vorm dan ook, als het optimale van de menselijke mogelijkheden wilden bestempelden. Dus het politiek handelen dat zij bedoelden moet juist iets zijn dat dit exces om je eigen ruimte te claimen en de ander zijn ruimte te ontzeggen weet te voorkomen.
Het optimale is samen spreken over wederzijdse behoeften en noden en het samen delen of verdelen van ruimte op grond van kennis van de behoeften van die ander, maar ook kennis van de eigen behoeften, en op basis van gedeelde interessen en belangen. Hannah Arendt zegt in dit opzicht dat je emoties als liefde en vriendschap thuis moet laten en niet meenemen naar de onderhandelingstafel want dat is in haar ogen apolitiek.

Zien en gezien worden.
Hebben wij voldoende kennis van de behoeften en noden van onszelf en van die ander? Als je kijkt naar het gebrek aan vertrouwen in de politiek zoals dat nu in het nieuws komt dan blijkt dat de huidige politici onvoldoende kennis hebben van de noden en de behoeften van het eigen volk. Heeft het volk zelf wel voldoende kennis van de eigen noden en behoeften? Dat is maar de vraag. In een tijd waarin we op onszelf menen te staan en niet meer verbonden zijn met een hoger iets als een God of Natuur, zijn we allemaal losgezongen individuen, groeit de eenzaamheid en ontstaat er te veel schreeuwerigheid in plaats van luisterend gesprek. We kennen elkaar steeds minder in onze wederzijdse behoeften en noden, en met het wegvallen van deze kennis versplintert ook de spiegel voor onze eigen zelfwaarneming en zelfkennis. Geen wonder dat onze politici dan politiek handelen vanuit hun eigen optiek en het contact en voeling met het volk verliezen. Valt hen dat kwalijk te nemen als het volk zelf niet meer mondig is bij gebrek aan zelfinzicht? We hebben de spiegelende ander nodig voor zicht op onszelf. Er is gebrek aan solidariteit, dat is het grote probleem van de huidige tijd, roepen schrijver Arnold Grunberg en milieuactiviste Greta Thunberg. We zien elkaar niet meer en willen niet met elkaar delen in wat we nodig hebben, terwijl we dit zien van de ander, deze kennis van de ander, broodnodig hebben voor het zien en (her)kennen van onszelf, volgens eerder genoemde Cornelis.

Ubuntu
Maar wat dan? Bij onderhandelen, en dus politiek handelen, staat toch ons eigen belang voorop? En daarom moet je je soms afsluiten voor het belang en leed van de andere partij, anders verlies je terrein dat je niet wilt verliezen. Bovendien zei Hannah Arendt dat toch zelf? Emoties en gevoelens  horen niet aan de onderhandelingstafel. Tegelijk erkennen we dat niet altijd het recht van de sterkte en slimste mag gelden, daarvoor hebben we wetten en regels ontworpen. Dan is eerlijk onderhandelen en dus eerlijke politiek toch voldoende gewaarborgd? Als we zien wat er nationaal en internationaal, laat staan onderling tussen mensen, mis gaat en belandt in schijnbaar onoplosbare conflicten en leed, dan kun je daar vraagtekens bij stellen. Zoals we de fysieke wereld en onze rol als mens daarin anders moeten gaan bekijken om klimaatproblematiek op te lossen en verder te voorkomen, zo moeten we ook onze eigen relatie met anderen opnieuw onder de loep nemen volgens Annette-Nobuntu Mul. Ze wijst ons op de Ubuntu filosofie met het motto ‘ik ben omdat wij zijn’.

Tot slot
Ik wil hier eindigen met een mooie opmerking van een deelnemer aan dit filosofiecafé: politiek handelen is het onmogelijke mogelijk maken. Als dat toch eens zo mocht zijn, dan kunnen we samen wondertjes verrichten!

Filosofiecafé Deventer: van oktober tot en met april elke eerste donderdagavond van de maand in de bovenzaal van EETCAFÉ DE 7E HEMEL, grote kerkhof 28, Deventer. Zie de geplande evenementen.

De waarde van werk

door Trees Schopman
september 2019

Een blogpost nav Tegenlicht meet Up Deventer over ‘mijn bullshitbaan’, met aansluitend Filosofiecafé Deventer over ‘waarde van werk’. (29/8 en 5/9-2019)

Intro Tegenlicht documentaire ‘mijn bullshitjob’

Heeft werk een waarde? Welke waarde dan? Economisch? Ongetwijfeld! Maar ook emotioneel, sociaal en psychologisch? We zijn gewend dat waarde van werk maatschappelijk bepaald wordt en uitgedrukt in geld. Maar is er ook een individuele waardebepaling van werk? Wanneer is werk waardeloos en spreken we van een bullshitbaan? Wanneer is werk eigenlijk ‘werk’? Laat ik het onderzoek eerst zo breed mogelijk trekken, om vervolgens het begrip ‘werk’ te versmallen.

  1. Werk is alles waar we energie insteken en wat ons tijd kost, met als doel ons in het leven te handhaven en alles eruit te halen wat erin zit. Dus als een baby geboren wordt moet het kindje direct hard aan het werk om te leren ademen, voedsel te verteren, ziektes te overwinnen, te leren communiceren met ouders en anderen, te leren lopen, fietsen, enz. De Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976) beschrijft het als ‘in de wereld geworpen zijn’, iets waar je als wezen niet bewust om gevraagd hebt, maar wat je – als resultaat van een daad van je ouders – overkomt en vervolgens mee te dealen hebt. Dit dealen noemt Heidegger ‘zorg’. Het is de individuele activiteit en de gevoelde noodzaak van energie steken in je handhaven in het leven met alles wat daarbij hoort. Het is een energie-investering die tijd inneemt. En daardoor ontstaat je tijdsbeleving, het verglijden van tijd en het ouder worden. Eveneens het besef van de naderende eindigheid die de noodzaak groter maakt om de resterende tijd goed te besteden. Dus goed werk te verrichten en je tijd en energie in die zin goed te gebruiken. En wanneer is het goed? Als het bijdraagt aan het ‘zijn’ zelf.
  2. Dus ‘zijn’ is ‘werk’, maar laten we deze definitie bij de eerste versmalling van het begrip ‘werk’ eens loslaten. Werk krijgt dan meer de betekenis van iets dat door anderen als ‘werk’ herkend wordt. Werk wordt gezien als iets waarmee je bijdraagt aan de gemeenschap. Je bouwt samen een huis, je verbouwt groente om later samen van te kunnen eten, je hoedt de dieren, je maakt iets waar een andere weer mee vooruit kan. Binnen deze waardering geldt het niet als werk als je puur iets voor jezelf doet, ter ontspanning bijvoorbeeld. Er ontstaat het begrip ‘vrije tijd’, als tegenhanger van werk. Ook als je rust, werk je niet. Werk heeft nu een concreet resultaat omdat er zichtbaar werk is verzet. Het gras is gemaaid of het hooi is ingehaald. Het eten is gekookt en op tafel gezet. Het hoefijzer is gesmeed en op de hoef van het paard gezet. Jouw werkbijdrage verplicht de ander tot een wederdienst. Van een bedankje tot een ruilobject, afhankelijk van wat jij nodig hebt en de ander te bieden heeft.
  3. Maar met deze eerste versmalling, dat werk pas werk is als het waarde heeft voor een ander of de gemeenschap, zijn we er nog niet. Want huishoudelijk werk of zorg voor de kinderen werd en wordt nog steeds niet altijd als werk erkend. Er staat namelijk niet altijd een financiële beloning tegenover. Werk is pas werk als er een betaling tegenover staat. Hoe hoger de betaling, des te belangrijker en waardevoller het werk dat verricht wordt. Logisch toch? Tenminste…? En zo ontstaat het verschil tussen de bankdirecteur en de vuilnisophaler, de zorgmanager en de verzorgende. Maar vertegenwoordigt de hoogte van het salaris hier nog de waarde van het werk? Draagt iemand die je kind opvangt of die jou verpleegt niet meer bij dan iemand die je als reclameman probeert te verleiden tot een nieuwe aankoop?  Ook ontstaat nu het begrip ‘vrijwilligerswerk’ als tegenhanger van betaald werk. Dit begrip maakt in ieder geval duidelijk dat iets toch werk kan zijn, ook als er geen betaling tegenover staat.

Samenvattend? Werk is het ‘zijn’ zelf, een directe persoonlijke verbinding met het leven. Een zorg, in eerste instantie voor jezelf en in tweede instantie voor je naasten en de gemeenschap als je directe leefomgeving. Ook het milieu hoort daarbij. Heidegger benoemt dit als ‘het zijn met mede-zijnden in een gemeenschappelijke wereld’. Gedurende onze opvoeding of socialisatie treedt er een versmalling van het begrip ‘werk’ op waarbij werk in eerste instantie iets is dat je doet voor een ander, en vervolgens vooral gezien wordt als datgene waarmee geld wordt verdiend. Hoe meer geld je verdient, des te meer status en zeggenschap. Waarmee dat geld verdiend wordt, en hoe waardevol en nuttig dit werk voor de wereld (gemeenschap en het milieu) is, lijkt ‘nicht mehr im frage’. Want de hoogte van geldelijke beloning is in zichzelf toch al een bewijs van nuttigheid en bewezen waarde? De vrije marktwerking van het kapitalistische systeem garandeert dit toch? In tweede instantie worden we wakker geschud doordat we meer en meer beseffen dat geldelijk gewin losgezongen lijkt te zijn van de inhoudelijke waarde van werk. We brengen schade toe aan het milieu, we buiten te vaak en te gemakkelijk andere mensen uit. Als er geen behoefte of schaarste is, dan creëren we deze wel in het belang van geldelijk gewin. Benjamin Barber stelt in zijn boek ‘de infantiele consument’(Barber, 2008) dat het doorgeslagen kapitalisme van de vrije markt kinderen bederft, volwassenen klein houdt en burgers vertrapt. In hoeverre draagt deze vorm van werk nog bij aan het ‘zijn’ zelf? Of doet het er eerder afbreuk aan?

Kortom, werk heeft een morele waarde, terwijl geld en goed op zich niet moreel kan zijn. Persoonlijk en individueel hoort werk gezondheid en welzijn op te leveren, en bij afnemende gezondheid levert goed werk wijsheid op. Werk in dienst van een ander levert erkentelijkheid, een wederdienst of een ruilobject op. Werk heeft dus een morele waarde die voelbaar en kenbaar wordt in onze relatie met onszelf en de omringende wereld. Krijgt werk een status- en machtswaarde waardoor we verleid worden de ander en de omgeving slechts als middel te zien, dan snijden we onszelf op de korte of lange termijn in de vingers door gebrek aan wederkerigheid, voortdurend conflictueuze relaties en afbraak van ons leefmilieu. Filosoof Kant drukte ons al op het hart de andere mens slechts als doel en nooit als middel te zien. Hoe moeten we dit tij keren in een kapitalistische vrije markt waar alles mag wat niet bij wet verboden is, ook al is het immoreel?

Is invoeren van basisinkomen de oplossing? Wat mij betreft wel! Daarin ben ik het eens met fervent voorstander Rutger Bregman (Gratis geld voor iedereen – Bregman 2016). Door inkomensgarantie van voldoende niveau hoeven we minder gauw te accepteren om van doel tot middel gereduceerd te worden. Momenteel geldt: wie kan, moet werken! Het doet er niet toe of we dat werk als zinvol ervaren, het gaat erom dat wij niet teren op de belastingcenten van anderen. Ervaren we het werk als niet-constructief en waardeloos, dan is dat nog geen acceptabele reden om het werk te weigeren. Pas als we er daadwerkelijk ziek van zijn, mogen we (tijdelijk) stoppen. Alternatief is een andere baan zoeken waarmee we onszelf opnieuw kunnen bedruipen. Maar hoeveel keuze hebben we hierin? Na pensionering of arbeidsongeschikt worden, zijn we ‘vrij’. We zijn te oud, te ongeschikt en daarom niet meer nodig voor de gemeenschap, is de boodschap. Als werk ten diepste met ‘zijn’ te maken heeft, is dit een moment waarop we mogelijk ervaren dat we mogen ophouden te bestaan. Het is dan opnieuw hard werken om onze bestaansgrond, en de link naar het leven zelf terug te vinden.